‘Wat mij laatst overkwam!’
We zaten in een café aan de boulevard van Vlissingen. De barmedewerkster zette een nieuwe ronde pils neer op ons tafelje aan het raam. Het was net te fris om op het terras te zitten. Cor nam een slok en keek mij aan.
‘Je hoort het vaker, maar het ding is…’ Ik onderbrak Cor; ‘Het ding, Cor, je bent vijftig. Kom op! ‘Ja sorry’ vervolgde hij; ‘buurkinderen. Je hoort het de hele dag.’
Door mij afgeleid keek hij naar de bar. ‘Mooie meiden, verdorie, die hebben ze echt overal.’ ‘Dat houdt je hier binnen Cor’ merkte ik op. ‘Weet ik toch’ antwoordde hij en ik besloot verder mijn mond te houden.
‘Het was vorige week donderdag. Ik moest thuisblijven want ze zouden de gang komen schilderen. Tot twaalf uur hoefde ik niemand te verwachten. Ik had dus alle tijd om de ruimte leeg te ruimen. Die mooie lamp die er al hing toen ik het huis kocht, je hebt hem gezien, haalde ik om ruimte te bieden van het plafond, maar de spiegel die er ook al hing liet ik hangen. Veel te zwaar om er in je eentje af te pakken. Dat moesten de mannen samen maar doen.
Ik zette alvast koffie en om tien over twaalf liet ik de schilders binnen. Ze dronken wat, snoepten van de gevulde koeken die ik speciaal van de bakker had meegenomen en daarna gingen ze aan het werk.
Ik liep de trap op naar mijn studeerkamer en was van plan daar voorlopig niet uit te komen.
Toen ik de deur opende schrok ik enorm. Een nogal wit uitgeslagen man, zat in mijn bureaustoel die hij in de richting van het raam dat op de achtertuin kijkt gedraaid had.
‘’Hebben ze de spiegel al van de muur gepakt?’’ vroeg hij. Verbouwereerd antwoordde ik dat ik dat niet wist en dat ik wel even wilde kijken.’
‘Zei je dat?’ merkte ik op.
‘Op zo’n moment reageer je spontaan’ zei Cor. ‘In ieder geval liep ik een paar treden naar beneden en ik zag dat ze nog bezig waren met plastic op de mozaïekvloer te leggen. Over de gestalte zei ik niets toen ik de schilders de opdracht gaf om de spiegel niet van de wand te halen. Ze haalden hun schouders op, mompelden iets over onpraktisch, maar ik was opdrachtgever en ik moest het zelf maar weten.
Ik opende wederom de deur van mijn studeerkamer. De wit uitgeslagen man had zich naar de deuropening gekeerd, keek mij vragend aan en ik schudde mijn hoofd; nee.’
‘’Ze hebben de spiegel laten hangen. Goed zo. Doe wat je wilt met die gang maar haal de spiegel nooit van de muur.”
Met dat hij dat zei werd zijn gestalte vager en verdween tenslotte binnen enkele seconden.
Binnen de kortste tijd waren de schilders klaar. De lamp hing weer en voorzichtig hadden ze om de spiegel heengewerkt. Het zag er heel goed uit! De mannen ruimden op en vertrokken.’
‘En wat deed je toen Cor?’ vroeg ik. ‘Dacht je dat het verhaal klaar was’ zei hij. ‘Het gekke is, toen de schilders weg waren keek ik in de spiegel en in plaats van mezelf zag ik de witte man. Ik moet geschrokken gekeken hebben, hij keek geschrokken. Trok ik een grimas, dan grimaste zijn spiegelbeeld. Hij werd mij, maar alleen in die spiegel.’
‘Bij jou ook.’ zei ik. Cor dronk zijn glas leeg. Ik wist niets te zeggen dan ‘en nu?’ ‘Ja, nu.’ antwoordde hij. ‘Nu zitten we er mee.’
Ik stak een hand in de lucht en de barmedewerkster kwam naar ons toelopen. ‘Nog twee bier…tenminste…’ zei ik terwijl ik naar Cor keek. Hij keek naar de barmedewerkster en knikte ja. Ik bestelde nog twee bier.