Gistermiddag waren mijn vrouw en ik bij een klassiek concert. Wij waren afgezien van de fotograaf de jongsten. Ik ben zesenveertig, mijn vrouw is negenendertig. Veruit de jongsten.
Dat stemt melancholisch aangezien de componisten die op het programma stonden jonger, of niet ouder waren dan wij zijn, toen ze de composities schreven die op het programma stonden.
Ik ga er van uit dat ze hun muziek voor alle mensen componeerden, maar zeker vanuit een invloedsfeer van jongeren en zeker niet exclusief voor bejaarden.
Het is een misverstand dat oudere muziek vooral voor oudere mensen leuk is. Liefhebbers van The Doors, om maar eens jong-oudere muziek te noemen, herkennen we tegenwoordig aan rimpels, een buikje en overdag met zaken bezig zijn die niets met kostwinning te maken hebben; gepensioneerden dus.
The Doors zijn ook niet van deze tijd. Dat is waar. Groepen, zangers en zangeressen van nu hebben logischerwijs de overhand. Jim Morisson zal ongetwijfeld ook niet met Perry Como zijn weggelopen (of The Drifters). Dat is heel natuurlijk want het was muziek van de vorige generatie of generaties daarvoor.
Dat betekent niet dat die muziek oubollig is. Ja, de clip bij The four tops, ‘Reach out, I’ll be there’, met die ingestudeerde pasjes, ziet er (in mijn ogen) niet meer uit, de muziek echter…
Veel uit het verleden is min of meer terecht vergeten.
Terug naar klassiek. Laten we het maar ronduit zeggen; het helpt niet echt dat publiek voor klassiek voornamelijk grijs is. Mijn vrouw en ik, niet jong meer, nog niet oud, vinden het niet zo leuk om voor en na het concert en in de pauzes tussen voornamelijk ouderen te staan. De tijd van dofheid en craquelé zal voor ons hopelijk ook nog komen maar we zijn er nu nog niet aan toe.
Door een samenloop van omstandigheden zijn we wel aan klassieke muziek toe. Mijn vrouw groeide er van jongs af aan mee op. Ze heeft een vader met een enorm brede muzieksmaak. Van klassiek tot punk. Dat, en alles daartussen, stond en staat daar dus ook altijd aan. Ik kom uit een ‘middle of the road smaak’ nest. Vanaf ongeveer mijn zestiende ontwikkelde ik zelf voorkeur voor klassiek maar dat betekent niet dat ik niets met popmuziek heb. Ik was vroeger zelfs drummer. In de kerkband, dat dan wel weer. Ik ben niet tuttig in mijn snaak en de drang om dat er altijd bij te willen zeggen is eigenlijk verdrietig.
Wij zitten vaak bij concerten waarbij de uitvoerenden de enige echt jonge mensen zijn. Zijn dat tuttige lui, kakkers die toevallig de afslag popmuziek gemist hebben? Nee, natuurlijk niet. Kijk bijvoorbeeld maar naar de voornamelijk samen optredende broers Lucas en Arthur Jussen of minder vaak samen optredende broer en zus Nicolas en Ella van Poucke. Voor mensen die het niet gewend zijn kan het opgaan in het spel van klassieke muzikanten er wat tuttig uitzien (wat een fijn besnaarde gevoelige typjes), maar luister eens wat ze voortbrengen. Doe je ogen dicht, geef je over!
Vervoering misschien, spanning, lust. Bij klassiek is het veelomvattend. Om een cliché te noemen; Tristan und Isolde van Richard Wagner is een en al vervoering, spanning, lust. De opera loopt er van over maar… je moet er net als bij een goede film voor gaan zitten. Veel muziek geeft je de drang om zelf (intens) te bewegen. Dat doet de Tristan (bijna) niet. Mijn vrouw zei het niet zoals ik het nu opschrijf maar het komt er op neer dat ze; ‘Wat overkomt mij in hemelsnaam nu!’ dacht. De intensiteit overweldigde haar bijna. Ze werd er benauwd van. Ze ervaart het als een van de meest intense belevenissen die ze ooit had.
Ik vergeleek opera hierboven met film. Dan moeten we niet aan de handeling op toneel denken. Wat daar gebeurt is eigenlijk puur omdat je bij een zit van een paar uur je ogen ook iets te doen wilt geven dat niet te veel van de muziek afleidt. Ik denk dat niemand opera bezoekt omdat wat er op toneel gebeurt zo goed is of omdat de teksten zo interessant zijn. Als toneel en teksten goed zijn is dat prachtig meegenomen. Meestal moeten we het met ‘best aardig’ doen. Het draait om muziek en als je je daar aan overgeeft kan het fantastisch zijn! Niet altijd. Ook bij opera en klassieke muziek in het algemeen speelt smaak een belangrijke rol.
Een gemiddeld klassiek concert duurt inclusief pauze twee uur. Bij grote orkestwerken bestaat het meestal uit twee of drie composities. Vaak begint het met iets dat niet al te lang duurt. Vaak een opwarmertje wat niet wil zeggen dat nietig is maar mensen komen bijna nooit om dat stuk op een concert af. Daarna volgt vaak een concert. Dat is een verwarrende term omdat de hele avond zelf ook een concert genoemd wordt. Wat ik hier bedoel is een compositie voor piano, viool, cello, fluit, trompet, orgel of wat dan ook met orkest. Het meeste toch wel viool of piano en orkest. Zo’n concert bestaat meestal uit drie delen waarbij alleen na het laatste deel geapplaudisseerd wordt. Na de pauze volgt dan meestal een symfonie. Dat is een compositie die meestal uit vier min of meer vaste delen bestaat. Alleen na het laatste deel wordt geapplaudisseerd. Dat is geen stijfheid maar bedoeld om de spanningsboog vast te houden. Daarom applaudisseren we ook pas wanneer de dirigent dat aangeeft door zijn houding volkomen te ontspannen. Zijn of haar armen helemaal naar beneden te doen.
Bij kamermuziek, dat is echt iets anders dan met een groot orkest als bij opera of symfonieën, klappen we ook alleen na het laatste deel van de compositie. De delen staan net als bij de concerten met groot symfonieorkest eigenlijk altijd wel in een programma aangegeven dat je bij binnenkomst krijgt.
Kamermuziek wordt wel als moeilijker klassiek gezien. Voor mij klopte dat wel. Voor mij begon het met Ouvertures, dat zijn sterk tot de verbeelding sprekende muziekstukken voor (groot) orkest waarin eigenlijk wel een duidelijk verhaal zit (Romeo & Julia, een mythe, wat dan ook). Daarna kwamen concerten voor piano, cello of viool en orkest, daarna symfonieën en pas nog later kamermuziek zoals strijkkwartetten, pianotrio’s, zang en piano etc.
Opera liep er tussendoor. Van heel makkelijk in het gehoor liggende, maar briljante, opera’s als La Traviata van Guiseppe Verdi tot Einstein on the beach van Philip Glass.
Er is een groot onderscheid in André Rieu klassiek publiek en het publiek dat naar de grote concertzalen en operahuizen gaat. André Rieu en zijn orkest zijn heel goed in staat om ingewikkelde klassieke muziek te spelen maar ze brengen de meest makkelijk in het gehoor liggende klassieke muziek nog vereenvoudigd voor eenvoudige luisteraars.
Eenvoudige luisteraars. Dat is een moeilijk punt. Er is nu eenmaal klassiek geschikt gemaakt voor het volk en klassiek voor geoefende luisteraars. Die groepen liggen ver uit elkaar. De eenvoudige luisteraars krijgen als het ware de meezingers, de hoem pa pa en de meest sentimentele stukjes voorgeschoteld die vaak wel onderdeel uitmaken van concerten of opera’s waar meer geoefende luisteraars naartoe gaan maar daarin zijn ingebed. Zo staat het drinklied uit La Traviate vaak op het programma bij uitvoeringen voor eenvoudig publiek terwijl een wat ingewikkelder prachtig duet tussen Violetta en de vader van haar minaar nooit op zo’n programma staat.
Klassiek lijdt dus aan twee uiteenlopende, zelfs tegengestelde, imago’s en ik zie daar zo een twee drie geen oplossing voor; elitair en ordinair met als overeenstemmende uitkomst dat het voornamelijk ouderen trekt.
De ouderen moeten gewoon blijven komen want ik pleit niet dat de muziek minder van hen zou moeten zijn. Ik pleit voor serieuze aandacht voor klassieke muziek. Niet alleen Podium Klassiek en zeker niet belachelijkheden als Maestro of Una Voce Particolare. Die laatste twee programma’s zijn leuk voor aanwas van bezoekers van eenvoudig klassiek. Het is circus klassiek. Geen zichzelf serieus nemend iemand zal naar aanleiding daarvan de weg naar verdieping inslaan.
Echt klassiek is niet elitair. Klassiek is niet gemaakt om rustig op te kunnen studeren of om bij in slaap te vallen. Het mag er natuurlijk wel voor gebruikt worden maar klassieke muziek is vooral gemaakt omdat je het eigenlijk niet moet missen. Het is de maaltijd die je nooit at en waarvan je na eten niet meer kunt voorstellen dat je zonder kon. Het is het boek dat je las dat de rest van je leven fijne herinneringen geeft. Het is die ander die je ontmoette die je leven verrijkte. Voor iedereen natuurlijk een andere favoriete maaltijd, een ander favoriet boek, een ander favoriet mens en ja, ook andere favoriete muziek. Natuurlijk.
Klassiek is niet noodzakelijk maar als je er de tijd voor wilt nemen is het gewoon ontzettend leuk!