Ik ben een mot. In een vorig leven was ik Mahatma Gandhi dus het schiet niet erg op. Hoe ik dat van Ghandi kan weten? Denk je dat je zoiets vergeet?
Mahatma Gandhi, dat is lang geleden, hoor ik je denken. Dat is waar. Gelijk na zijn dood incarneerde ik in een koe maar helaas niet in India. Daarna nog paard in de Verenigde Staten, raaf in Londen, lieveheersbeestje, bonte specht en nu mot.
In mijn huidige leven, dat kort belooft te worden, wil ik dan eindelijk op de proppen komen met een leven dat ik altijd verzweeg. De Mahatma was de laatste die de wereld over haar kon vertellen, hij heeft het geweten maar hij heeft het gelaten. Het bereik van een koe of een mot is niet zo groot. ‘U slaapt, u droomt. Ik zit bij uw oor en ik hoop dat u mijn verhaal de wereld in brengt. U slaat naar mij! Ik stoor u. Luister alstublieft. Luister, een leven hangt er van af!’
‘Goedzo!’
Ik kom er maar direct voor uit. Ik was ook een vroeg negentiende eeuws Dordts meisje dat tot in haar achtste jaar leefde. Wie mijn vader was is in de dranknevels van mijn moeder verloren gegaan. Ik was achterlijk. Te klein voor mijn jaren. Vuil en armoedig gekleed. Geen schoenen of klompen.
Aaibaar was ik niet. Ik schold en spuugde naar vreemden. Ik werd door mijn moeder geslagen en ik sloeg terug. Een ouder broertje verkrachtte mij, ik beet hem twee vingers af. De dood liet niet lang op zich wachten, voor bijna niemand van ons. Alleen Ilse overleefde. Idioot genoeg. Mijn moeder koos een omhooggevallen naam voor haar en zoals in een sprookje werd ze door een deftige mevrouw opgemerkt. Het laatste wat ik van haar weet is dat ze als hertenbiefstukje werd opgediend. Broer Jan, van de vingers, zat als vlieg nu tussen háár vlees.
Als je in het eeuwige proces van incarnatie mens wordt dan heb je in wezen even vrij van bewustzijn. Je weet niets meer! Alle verbanden, vroeger en nog vroeger, vallen weg. Ik weet bijvoorbeeld dat jij, slapend meisje, nou ja, laat ik je er niet mee belasten.
‘Niet slaan! Niet onrustig worden. Luister toch. Droom nog even mee! Auw, ahh, auw!’
♾️
Wat heb ik naar gedroomd! Hoe laat is het? Tien over half zes. Mijn vriend slaapt rustig. Nog maar even liggen!
Wat is dat? Oei, bah, een dode mot op mijn kussen. Ik heb hem zeker geplet. Arm insect! Ik schud hem er maar van af de vloer op. Het kussen kan ik zo lang omdraaien ik ben nog zo moe, de laatste loodjes, de mot ruim ik straks wel op.
Wat voel ik nu? Ahrg, Oehpff, mijn buik. Auw!
‘Dennis, kom op, Dennis, word wakker. Ik voel dat de weeën beginnen!’