Het was een nare nacht geweest. Vladimir ontbeet licht zoals altijd. Wat toast, met, op doktersadvies, witte kaas en thee. Niets bijzonders. Zijn secretaris las vanuit een andere kamer nieuwsberichten voor. Een discrete speaker stond op gehoorsafstand opgesteld. Met een knop activeerde Vladimir een kleine zoemer in de andere ruimte zodat zijn secretaris wist dat hij direct naar een volgend bericht moest overgaan.
Frontberichten, het waren er heel wat. Het hield niet over. Economisch nieuws, het ging nog, maar het was niet om over naar huis te schrijven. Internationale politiek, ronduit genieten. Sport, had altijd zijn grootste interesse gehad maar hij kon geen jonge mensen meer zien die niet vochten. Op de keper beschouwd was sport een slap aftreksel van de extase die gewonnen militaire strijd teweegbrengt.
Cultuur, weer zoiets, nuttig, maar hij kon die sensitieve jongelui niet uitstaan. In vervoering door een paar lijnen op een doek. Muziek, daar voelde hij voor en vriend Valery bracht het mooi. Openbare ontroering door muziek, indien tot wat knipperen met de ogen beperkt misstaat een heerser niet.
Gisteravond had niet anders moeten zijn. Een mooi muzikaal programma. Al die slijmballen waren er met hun vrouwen om hem heen verzameld. Hij, alleen, natuurlijk. Een vrouw, is ze jong en mooi, dan gaat ze fantastisch gekleed en sta je als heerser als een dooie pier te kijk, is ze, zoals al die vleespaleizen van zijn likkers, op leeftijd, dan vraagt iedereen zich af wat de heerser in godsnaam nog met dat kreng moet. Als alternatief een jonge mooie meid naast je is natuurlijk lekker, maar het houdt je maar bezig en voor je het weet ga je er toch aan wennen, raak je in de ban. Zeker als je zo gevoelig bent als hij. Daarbij gaat de aandacht dan maar naar haar uit. Basta! Getrouwd met Rusland en af en toe, achter de schermen een gedrogeerde schoonheid die een dag later bij god niet meer weet wat haar overkomen is. Geen gedoe.
Maar gisteren, het was een recital met liederen van Tanejev en Rachmaninov, dat hij opeens geraakt werd. De sopraan zong:
Oh, zing niet voor mij, schone maagd,
Die Georgische liederen zo droevig;
Ze herinneren mij
Aan een ander leven en een verre kust.
Helaas, jouw wrede melodieën
Herinneren mij
Aan de steppe en de nacht,
En het maanverlichte gezicht van mijn verre geliefde.*
Hij had twee keer moeten slikken en een traan biggelde over zijn linkerwang. Er was niets aan te doen. Het was gezien. In de herhaling zou het niet meer gezien worden, maar toch.
Die nacht droomde hij onrustig. Het was een nare nacht.
* ‘Ne poi krasavitsa’, Bestaand lied van Rachmaninov op een tekst van Pushkin.